De Noordse stormvogel, Fulmarus glacialis, is het meest mysterieuze wezen dat ik ooit heb gezien. Ik zag de mallemuk, de…
luchtzak
Het was de eerste echte herfststorm van dat jaar. Ik zat op de Koninklijke Deense Kunstacademie. Twee heren van de kunstaankoop commissie van een groot bedrijf waren geïnteresseerd in mijn werk. Lopend was ik op weg naar de afspraak in een tienverdiepingen hoog gebouw. Het rugzakje dat ik op mijn rug droeg was leeg, maar door de wind bolde het helemaal op, alsof ik een omvangrijke vracht meetorste die niks woog. Het zware materiaal hield ik onder mijn arm. Een serie van negen schilderijtjes. Ik stalde mijn handelswaar voor de mannen uit, onder een rookpluim van geurende karameltabak. Het was de eerste keer dat ik werk zou gaan verkopen buiten de vertrouwde kring van mijn eigen familie en vrienden. Ik probeerde iets over het werk te vertellen. De pijproker wees lijnen aan, begeleid door vraagtekenvormige rookpluimen die zijn verwondering illustreerden. Mijn antwoorden smaakten naar karamel. En mijn ogen zagen Deense kronen.
De man zonder pijp overhandigde mij een cheque en een plattegrondje. Ik moest ermee naar een ander gebouw. Het gebouw waar de kas was gevestigd. Daar kon ik de cheque verzilveren. Het gebouw met de kas werd omgeven door een hoog ijzeren hek. Ik moest buiten het hek aanbellen. Uitleggen wie ik was en wat ik kwam doen. En eenmaal binnen, moest ik door een spleet van een loket met kogelvrij glas de cheque naar de andere kant schuiven. Het wachten duurde daarna heel lang. Toen opende zich een glazen raampje en kreeg ik een enorme stapel bankbiljetten aangereikt. Er werd vriendelijk bij geknikt, zoals Denen dat doen. Ik kon de stapel bijna niet tussen duim en wijsvinger omvatten. Voorzichtig liet ik de hele buit zakken in mijn lege rugzakje en ritste die dicht. Het ijzeren hek opende zich deze keer vanzelf en ik hoefde niets meer uit te leggen. Nu moest ik ermee naar Sparekassen om het op mijn bankrekening te laten storten.
Dwars door Kongens Have, de ’tuin van de koning’, marcheerde ik. Langs ruisende bomen, tussen windvlagen door en voorbijvliegende hoeden. Op mijn rug dwarrelden de versgeplukte bladeren door mijn royale luchtzak. Vreugdebladeren. De vruchten van mijn schilderplezier.
Sparekassen. Die bank had ik uitgekozen voor mijn Deense geldverkeer omdat ik de klank zo mooi vond. Daar werd mijn boompje geplant, tussen duizenden Deense kasplantjes.
Eerder gepubliceerd op 4 november 2000, in de Leeuwarder Courant.
Tussen 1997 en 2001 schreef Ra van der Hoek voor de zaterdag bijlage van die krant een wekelijkse column en maakte daar een tekening bij.
In 2024 wordt door Ra teruggeblikt op de afgelopen 35 jaar. In dit blog worden die herinneringen gepubliceerd.