De Noordse stormvogel, Fulmarus glacialis, is het meest mysterieuze wezen dat ik ooit heb gezien. Ik zag de mallemuk, de…
secrets of the heart | hartsgeheimen
De late uren voor de zon onder gaat. Mijn favoriete uren. De dag heeft zijn buikje rond gegeten. De zon als een zaklamp met vermoeide batterijen wijst haperend een paar stenen aan. Twee duiven rusten op het karkas van een oude watermolen in een zacht schijnsel. De wind speurt de kust nog eens af en herschikt met milde hand. Golven ademen elastisch.
Deze momenten koester ik. Mijn camera rammelt, ik wil op pad. Met de drive van iemand die in het diepe springt, maak ik me zo klein als de kleinste grassprietjes. Ik kruip languit door het zand. Vanaf…nee vanuit de aarde richt ik mijn lens.
Een vogeltje poseert nieuwsgierig vlak voor mijn neus. Mijn zoeker zoekt verder. Ik close-up en klik en mis. De aarde is zacht en meegaand. Berthelot’s Pieper hipt buiten beeld. Pasgeboren plantjes zo klein als rafeltjes dansen en zitten elkaar speels achterna. Ik zie niet wat ik zie, werp ankers uit. Gevoel, verstand, een steeds verspringende focus. Mijn geheugenkaart smeult. Brandend zand. Ik smelt tot niks meer.
Dan wandel ik in het allerlaatste licht terug naar mijn huis. Van een korrelige zandwereld, vol fijnzinnigheden duikel ik een wat lompere wereld van lamplicht binnen. Beelden rollen een voor een de camera uit. Ik zie nu wat ik zag, maar dan van ‘de andere kant’. Onbegrijpelijke herinneringen aan een universum waaruit ik ben teruggekeerd. Alsof de beelden zichzelf hebben gevonden zonder dat ik daar aan te pas kwam. Ze kropen de bloedbaan van mijn lens binnen en infiltreerden behendig de sensor in mijn binnenste.
secrets of the heart
The late hours before the sun goes down. My favorite hours. The day has eaten its fill. The sun like a flashlight with exhausted batteries points falteringly at a few stones. Two pigeons rest on the carcass of an old water mill in a soft glow. The wind scans the shore once more and rearranges with a mild hand. Waves breathe elastic.
I cherish these moments. My camera is rattling, I want to go. With the drive of someone who jumps into the deep end, I make myself as small as the smallest blade of grass. I crawl through the sand. Out of the earth I aim my lens.
A bird curiously poses right in front of me. My viewfinder continues searching. I close up and click and miss. The earth is soft and yielding. Berthelot’s Pipit hops off screen. Newborn plants as small as frays dance and chase each other playfully. I don’t see what I see, drop anchors. Feeling, reason, an ever-shifting focus. My memory card is smoldering. Burning sand. I melt into nothing anymore.
Then I walk back to my house in the very last light. From a grainy sand world, full of subtleties, I plunge into a somewhat coarser world of lamplight. Images roll out of the camera one by one. I now see what I saw, but from ’the other side’. Incomprehensible memories of a universe from which I returned. As if the images found themselves without me being involved. They crawled into the bloodstream of my lens and deftly infiltrated the sensor inside me.